Na de oorlog - Het beoordelingensysteem.
Pagina 6 van 17
Beoordeling nieuwe stijl
Tot begin vijftiger jaren werd van iedereen een zogenaamde conduitestaat bijgehouden en periodiek een beoorlingsrapport opgemaakt. Er waren echter geen eenduidige regels.
Daarom werd er een nieuw beoordelingssysteem ontwikkeld dat ten doel had:
- verfijning van de beoordeling
- tot dan veel voorkomende zeer geringe afwijkingen zoveel mogelijk wegwerken
De voornaamste punten die aan het systeem ten grondslag lagen:
- iedereen zoveel mogelijk vanuit dezelfde gezichtspunten beoordelen (daartoe werd een formulier ontwikkeld
- twee personen beoordelen onafhankelijk van elkaar en de korpsleiding geeft niet eerder een oordeel dan nadat het hoofd van de afdeling zijn oordeel heeft gevormd
- beoordelen naar de functie (hoewel bij de invoering van dit formulier nog niet nog niet alle functies waren beschreven)
Hieronder een weergave van het toenmalige beoordelingsformulier:
BEOORDELINGSFORMULIER van:
Rang:
ingedeeld bij:
Beoordeeld door: 1: 2:
Datum uitgifte:
(De beoordelaars dienen omtrent de invulling van dit formulier geen overleg te plegen)
A: Persoonlijke eigenschappen
1: Betrouwbaarheid-eerlijkheid 2: Gezagsgetrouwheid 3: Gezagsuitoefening t/o publiek 4: Tact 5: Initiatief 6: Moed 7: Geheugen 8: Zelfstandigheid 9: Nauwkeurigheid 10: Bespraaktheid (uitdrukkingsvaardigheid) 11: Doortastendheid 12: Opmerkingsvermogen-speurzin 13: Zelfbeheersing 14: Dienstijver 15: Houding t/o meerderen 16: Belangstelling v. h. vak 17: Intelligentie 18: Studiezin 19: Omgang met collega's 20: Omgangsvormen 21: Zorg uiterlijk voorkomen 22: Beschaafdheid in spreken 23: Gedrag: in dienst/buiten dienst 24: Sociaal gevoel
Karakterbeschrijving:
B: Kennis: Theoretische vakbekwaamheid: 1: Algemene vakkennis 2: Bedrevenheid in het opmaken van processen-verbaal en rapporten:
Opgave diplomabezit:
Praktische vakbekwaamheid: 1: Inzicht in zijn taak 2: Uitvoeren van opdrachten 3: Uit eigen initiatief verkregen resultaten 4: Overwicht op publiek 5: wijze van surveilleren (voor recherchepersoneel 'verhoortechniek) 6: Plaatselijke bekendheid (voor recherchepersoneel bekendheid in onderwereld) 7: Mensenkennis 8: Verscheidenheid in de soort van opgemaakte processen-verbaal 9: Sportbeoefening 10:Exercitie
Commentaar:
E Geschiktheid in leiding geven
a: in zijn tegenwoordige rang onvoldoende-voldoende-goed-zeer goed (alleen in te vullen vanaf de rang van hoofdagent)
b: in de naast hogere rang: zeer geschikt-geschikt-niet geschikt-nog niet geschikt
Commentaar:
F. Ontwikkelingsgang.
Achteruitgang - geen verandering – vooruitgang - grote vooruitgang.
Commentaar:
G. Bijzonderheden.
1: Zijn er bijzondere omstandigheden (ziekte, psychische moeilijkheden, overplaatsing, huisvesting ed. welke de beoordeelde bij zijn taakuitoefening hebben beïnvloed? Zo ja,welke? 2: Zijn er gegronde klachten tegen de beoordeelde ingediend? Zo ja, welke? 3: Werd de beoordeelde terzake van zijn dienstverrichtingen of gedrag onderhouden c.q. gestraft? Zo ja, waarom? 4: Heeft de beoordeelde zich bij zin taakuitoefening in een of andere vorm bijzonder van zijn collega's onderscheiden? Zo ja in welk opzicht? 5. Was de beoordeelde bij een ander dienstonderdeel gedetacheerd? Zo ja, gedurende welk tijdvak en bij welk onderdeel en hoe werd (wordt) hij aldaar door zijn superieuren beoordeeld?
Datum: Handtekening:
I. Aantekeningen van het Hoofd van Dienst.
Datum: Handtekening:
J. Aantekeningen korpsleiding.
Datum: Handtekening:
|
In 1954 werd door de hoofdcommissaris opnieuw een gewijzigde dienstorder uit 1948 tav. de conduitestaten uitgevaardigd omdat in de praktijk die conduitestaten onvoldoende zorgvuldig werden bijgehouden. Dat gaf moeilijkheden als een personeelslid bijvoorbeeld vaak van afdeling wisselde en men dus bij een jaarlijkse beoordeling onvoldoende tussentijdse metingen had gedaan.
In 1965 werd door de hoofdcommissaris bepaald welke functies er in het korps waren. Dit was belangrijk om mensen te kunnen beoordelen omdat alle functies ook beschreven dienden te zijn.
In totaal werden er 90 functies vastgesteld als hieronder weergegeven
ALGEMENE LEIDING 1. Korpschef Algemene Dienst 2. Hoofd van DienstAfdeling I en II en III. 3. Afdelingschef 4. Assistent Afdelingschef 5. Ploegadjudant 6. Ploegbrigadier 7. voet-rijwiel-motor- en/of autosurveillant 8. Rayonagent 9. Buitenwijker 10. Mobilofonist 11. Rechercheur jeugdbaldadigheid 12. Uitreiker gerechtelijke stukken 13. Bode 14. Portier 15. Arrestantenbewaker 16. Parkwachter
Afdeling Verkeer 17. Afdelingschef 18. Assistent Afdelingschef 19. Chef van het Bureau Verkeerswezen, het Bureau Rijopleiding en het Bureau Verkeersopvoeding en -propaganda. 20. Chef van het Bureau Verkeersongevallen en het Bureau Vervoerswezen 21. Chef van het Bureau Verkeerswezen 22. Surveillant bij het Bureau Verkeerswezen 23. Chef van het Bureau Verkeersongevallen 24. Rechercheur Bureau verkeersongevallen 25. Tekenaar Bureau Verkeersongevallen 26. Analist Bureau Verkeersongevallen 27. Rechercheur Bureau Vervoerswezen 28. Verbalisant c.q. rapporteur verkeerszaken t.b.v. andere korpsen 29. Rij-instructeur 30. Verkeerspropagandist 31. Chef bureau Technische Verbindingen. 32. Chef Centrale Werkplaats en Vervoer 33. Monteur 34. Hulpmonteur 35. Chauffeur 36. Parkeercontroleur
|
Afdeling Bijzondere Wetten 37. Afdelingschef 38. Assistent Afdelingschef 39. Bureauchef 40. Rechercheur
Toegevoegd aan Hoofd van de Algemene Dienst 41. Verkeerskundig adviseur 42. Assistent Verkeerskundig adviseur 43. Sportinstructeur 44. Wapeninstructeur 45. Instructeur Reservepolitie.
Justitiële Dienst 46 Hoofd van DienstAfdeling Criminele Recherche 47 Afdelingschef 48 Assistent Afdelingschef 49. Ploegchef 50. Hoofdrechercheur 51 Rechercheur
Afdeling Kinder- en Zedenpolitie 52. Afdelingschef 53. Assistent Afdelingschef 54. Chef Bureau Kinderpolitie 55. Rechercheur Bureau Kinderpolitie 56. Administratief ambtenaar Bureau Kinderpolitie (halve dag functie) 57. Chef bureau Zedenpolitie 58. Rechercheur Bureau Zedenpolitie 59. Maatschappelijk Werkster
Afdeling Technische Recherche 60. Afdelingschef 61. Assistent Afdelingschef 62. Technisch rechercheur
Bureau Vreemdelingen 63. Chef Bureau Vreemdelingen 64. Rechercheur Bureau Vreemdelingen
|
Bureau Plaatselijke Veiligheid 65. Chef Bureau Plaatselijke Veiligheid 66. Rechercheur Bureau Plaatselijke Veiligheid 67. Administratief ambtenaar Bureau Plaatselijke Veiligheid
Toegevoegd aan Hoofdcommissaris Afdeling Personeel en Kabinet 68. Afdelingschef 69. Assistent Afdelingschef 70. Kabinettypiste 71. Administratief ambtenaar voor afgifte van vergunningen e.d. (halve dag functie, gecombineerd met functie 56)
Bureau Bijzondere Opdrachten 72. Chef Bureau Bijzondere Opdrachten 73. Rechercheur bij het Bureau Bijzondere Opdrachten
Afdeling Registratuur, Documentatie,Type- en Telexkamer
74. Afdelingschef 75. Documentalist 76. Ambtenaar, belast met controle, coördinatie, correctie en statistiek 77. Ambtenaar, belast met administratie misdrijfprocessen-verbaal 78. Ambtenaar, belast met administratie overtredingsprocessen-verbaal 79. Ambtenaar, belast met typewerk, controle afdoening van stukken en beheer bibliotheek 80. Ambtenaar, belast met typewerk, correctie en expeditie 81. Chef-typiste 82. Typiste 83. Telex-telefonisteAfdeling Financiën en Materieelbeheer 84. Afdelingschef 85. Assistent Afdelingschef 86. Materieelbeheerder 87. Kassier 88. Administratieve kracht 89. Corveeër in algemene dienst 90. Corveeër cellencomplex
|
TOP